We kennen het allemaal. Een blik in het online woordenboek levert op: angst= een bang gevoel. Synoniemen: peentjes zweten, het in je broek doen, het niet meer hebben, ‘m knijpen, wit om de neus zien, en – mijn favoriet-: zeven kleuren stront schijten.
Ik ben nog steeds doodsbenauwd (ah! nog een synoniem) wanneer ik op een doktersuitslag wacht, een nieuw bizar symptoon krijg, mijn gezondheid zonder enige logische reden plotseling een vrije val maakt, als ik denk aan doemscenario’s in de toekomst. Je zou denken dat het went. Mijn leven is al jarenlang een slangenkuil, met om iedere hoek 7 sloten en ontelbare beren op de weg. Maar die angstrespons is zo primitief en snel, die is al getriggerd voordat ik hem met mijn verstand de les kan lezen, hem kan wijzen op alle gevaren in het verleden die ik toch getrotseerd heb, alle andere keren dat ik angstig op doktersuitslagen wachtte. Niet dat het toen ‘allemaal wel goed is gekomen’, maar ik heb het overleefd. En me aangepast. Iedere keer weer.
Die primitieve angstreactie heeft mijn hond ook. Hij is bang voor het donker, zijn eigen schaduw, andere mannelijke honden, en dingen die geluid maken. En terwijl ik me netjes beperk tot met mijn zweterige handen friemelen als ik angstig ben, is zijn reactie om zo hard hij kan, met zo veel mogelijk fysiek en verbaal geweld ofwel weg te rennen van het gevaar (bijv. een angstaanjagend dichtvallende vuilnisbak) ofwel hardcore aan te vallen (in het geval van andere – nietsvermoedende- honden). Afgelopen week viel mijn normaal ubercute Golden Retriever in het bos 2 Duitse Herders aan. Herhaaldelijk. Ondanks mijn felle protest. En net zo lang totdat de eigenaar (man, 1.90 m, breed, kaalgeschoren kop, kisten met stalen neuzen) hem zo hard hij kon in zijn -gelukkig al gecastreerde- noten schopte. En voor ik het wist veranderde ik in mijn hond en ging ik, zonder na te denken, het gevecht aan met de grote enge man. Ik trommelde met de weinig imponerende kracht van mijn vuisten op zijn borstkas, totdat hij achteruit stapte. De enge man was duidelijk totaal verbijsterd. De honden waren op slag rustig. Natuurlijk volgde er een lelijke ruzie. Die eindigde zonder dat we iets opgeschoten waren over hoe dit nou de volgende keer opgelost moest worden.
De moraal van dit verhaal? Nou 1. ik ben niets slimmer dan mijn hond. En 2. Hoe ziek, zwak en angstig we ook zijn, als iets dat we liefhebben in acuut gevaar verkeert kunnen we plotseling veranderen in Fearless Superheroes. Onderschat jezelf dus nooit.
Natuurlijk had dit alles heel naar kunnen aflopen en raad ik niemand aan om in het bos (of waar dan ook) in fysiek gevecht te gaan met iemand die veel groter en sterker is dan jij. En voor de kids: altijd praten, niet vechten jongens. Maar ik schaam me niet voor mijn reactie en ben stiekem eigenlijk zelfs wel trots dat ik met wat branie, bluf en het verrassingselement aan mijn zijde, het kon winnen van een beer van een vent.
Misschien dat ik het dan ook wel kan winnen van de Lyme…
Cool! Ben trots op je!! XXX